I&O-zetelpeiling: Kelderend vertrouwen in Rutte raakt VVD niet

Ondanks sterk afnemend vertrouwen in Mark Rutte, blijft de VVD de grootste partij in de I&O-peiling. Ook spreken kiezers niet hun veto uit tegen Rutte als toekomstig premier.
16 april 2021 | Peter Kanne & Milan Driessen | #democratie #kabinet #politiek #verkiezingen #zetelpeiling

Waardering Rutte fors gedaald; Kaag aan vertrouwen gewonnen

Het vertrouwen in Mark Rutte is in een maand fors afgenomen. Sinds het weekend voor de verkiezingen (11-14 maart) daalde het waarderingscijfer voor Rutte van een 6,3 naar een 5,5.
In december 2020 kreeg Rutte nog een 7,1. Met een 5,5 wordt Rutte nu lager gewaardeerd dan voor de coronacrisis (5,8) en moet hij – voor het eerst – Sigrid Kaag (5,9) en Wopke Hoekstra (5,7) voor zich dulden. (Toeslagaffaire-aanjagers Pieter Omtzigt en Renske Leijten worden nog beter gewaardeerd: met respectievelijk een 7,7 en 7,5).

De mate waarin Mark Rutte als een “betrouwbare premier” gezien wordt nam ten opzichte van maart eveneens flink af: van 59 naar 38 procent. Eind 2020 was dit nog maar liefst 70 procent.
Sigrid Kaag won juist aan gepercipieerde betrouwbaarheid en voert deze ranglijst nu aan (46%), als we alleen naar de leiders kijken tenminste. Pieter Omtzigt scoort nog hoger: 54 procent ziet hem als een “betrouwbare minister-president”. 

Grafiek: Zou betrouwbaar zijn als minister-president

Kiezers van links tot rechts positief over Omtzigt en Leijten

Pieter Omtzigt en Renske Leijten worden verre weg het hoogst gewaardeerd door kiezers. Deze waardering komt van vrijwel alle kiezersgroepen. Alleen VVD-kiezers zijn wat gematigder in hun beoordeling (maar geven beide politici toch nog een keurige 6).
De meeste leiders krijgen van hun eigen kiezers een 8 of hoger. Uitzonderingen hierop zijn Laurens Dassen (7,7), Wopke Hoekstra (7,8) en Jesse Klaver (7,8).

Drie politici die veel voorkeurstemmen ontvingen (Omtzigt, Leijten en Van Haga), krijgen gemiddeld ook een hogere waardering dan de leider van hun partij. Het grootst is het verschil tussen Omtzigt en Hoekstra.

  • Pieter Omtzigt krijgt van CDA-kiezers een 9,1, Wopke Hoekstra een 7,8.
  • Renske Leijten krijgt van SP-kiezers een 9,0, Lilian Marijnissen een 8,3.
  • Wybren van Haga krijgt van FvD-kiezers een 8,6, Thierry Baudet een 8,4.

I&O-zetelpeiling: VVD stabiel op 34 zetels, D66 groeit iets

Ondanks het afnemend vertrouwen in leider Rutte, blijft de VVD virtueel de grootste partij in de I&O-peiling: de partij blijft staan op de 34 zetels die het op 17 maart ook behaalde.
D66 krijgt er 2 virtuele zetels bij en blijft op afstand de tweede partij (van 24 naar 26 zetels).
JA21 wint 3 zetels en gaat van 3 naar 6. Deze zetels wint het van PVV (gaat van 17 naar 15 zetels) en Forum voor Democratie (van 8 naar 7 zetels).
GroenLinks levert eveneens 2 zetels in (van 8 naar 6 zetels). Deze stemmen gaan vooral naar D66 en de PvdD.
Voor het overige zijn de verschillen klein.

Waarom stappen kiezers over naar D66?

De omhooggaande trend voor D66 van de laatste anderhalve week voor de verkiezingen – door sommigen ook wel ‘momentum’ genoemd – zet na de verkiezing nog enigszins door. De redenen daarvoor zijn ook min of meer dezelfde: Kaag laat goed leiderschap zien en D66 kan (als enige) tegenwicht bieden tegen Rutte bij de formatie.

Waarom stappen kiezers over naar JA21?

Kiezers die nu overstappen naar JA21 doen dat omdat ze in JA21 een redelijke(r) partij zien dan de partij waar men op stemde. Sommige PVV-kiezers zeggen dat ze dachten dat JA21 te klein zou zijn, maar zien nu dat de partij – met 3 zetels – serieus meedoet. Bovendien zou JA21 mee kunnen gaan regeren. Mensen die op CDA stemden vanwege Omtzigt zien nu geen reden meer om om die reden bij het CDA te blijven (“JA21: pleit o.a. voor meer openheid in de politiek”).

Kiezers van VVD, D66, CDA maar ook van PVV en FvD willen meeregeren

Acht op tien kiezers (79%) vinden het (heel) belangrijk dat hun partij gaat meeregeren.
Voor 21 procent is dat niet (zo) belangrijk.
Vooral kiezers die in maart stemden op VVD (97%) en D66 (96%) hechten daar aan, maar ook kiezers van CDA (86%), FvD (88%) en PVV (86%) vinden dat heel belangrijk. Die laatste twee kiezersgroepen zullen daar hoogstwaarschijnlijk in teleurgesteld worden, aangezien deze partijen zijn uitgesloten door de midden- en linkse partijen.
Kiezers van de linkse en/of kleinere partijen hechten hier minder waarde aan.

Rutte nauwelijks obstakel voor (mee)regeren

Aan de kiezers die het belangrijk vinden dat hun partij deel gaat uitmaken van de volgende regering vroegen we of deze partij – als Mark Rutte premier zou worden – daar aan mee kan doen. Slechts 16 procent van de niet-VVD-kiezers zegt onomwonden “nee”. Drie op tien (30%) vinden dat dat onder voorwaarden wel kan en voor 31 procent is dat helemaal geen probleem. 

Deelnemen aan een vierde kabinet Rutte is vooral voor kiezers van FvD, SP en PVV-kiezers een probleem, maar het aandeel dat het geen probleem vindt of het onder voorwaarden acceptabel vindt, is bij alle drie kiezersgroepen groter dan het deel dat er zijn veto over uitspreekt.

Bij partijen die meer in aanmerking komen voor regeringsdeelname (CU, PvdA, GL) is het aandeel dat niet met Rutte wil regeren substantieel (rond de 20%), maar alleen bij de CU-achterban is het aandeel ‘ja’ (11%) kleiner dan het aandeel ‘nee’ (18%).

Voor kiezers van gedoodverfde coalitiepartners D66 en CDA is een premierschap van Rutte nauwelijks een obstakel. Dat geldt ook voor de kiezers van JA21, waarvan een ruime meerderheid zich achter regeringsdeelname onder Rutte schaart.

Leeswijzer: Twaalf procent van alle FvD-kiezers vindt regeringsdeelname niet belangrijk. Van alle FvD-kiezers vindt 29 procent dat wel belangrijk en dat dit niet kan met Rutte als premier, 31 procent ziet in ‘premier Rutte’ geen belemmering voor regeringsdeelname van FvD en volgens 29 procent van de FvD-kiezers kan dat alleen onder bepaalde voorwaarden.

Premierschap Rutte als uitruil voor beleid en openheid van bestuur

Drie op tien niet-VVD-kiezers vinden deelname aan het kabinet onder leiding van Rutte dus “onder voorwaarden” acceptabel. We zien grofweg drie belangrijke voorwaarden:

  • Rutte moet openheid van zaken (blijven) geven;
  • De bestuurscultuur moet om;
  • Deelnemen onder Rutte mag, maar dan moet de huid van mijn partij duur verkocht worden.

Daarnaast noemen sommigen het regeerakkoord en het al dan niet ‘dichttimmeren’ daarvan.

D66-stemmer:
“Dat er heldere afspraken komen over transparantie en meer duidelijkheid

CDA-stemmer:
“Exit Rutte bij de eerstvolgende leugen/onwaarheid, meer transparantie en informatie richting de Tweede Kamer

JA21-stemmer:
“Dat Rutte een andere managementstijl aanneemt en capabele ministers aandraagt. Bovendien moet er meer dualisme komen en slechts een regeerakkoord op hoofdlijnen, of helemaal geen regeerakkoord”

GL-stemmer:
“Als ze in ruil voor zijn aanblijven enkele klimaatgerelateerde/linkse overwinningen kunnen onderhandelen”

Slechts 4 procent van CDA- en D66-kiezers sluit VVD uit als coalitiepartner

Ongeacht wie de premier wordt, is samenwerking met de VVD voor 15 procent van de kiezers een absolute no-go, net als in begin maart[1]. Dit geldt met name voor degenen die PvdD, FvD, PVV en SP hebben gestemd bij de verkiezingen.
Kiezers van ‘scharnierpartijen’ CDA en D66 spreken zich slechts in vier procent van de gevallen uit tegen de VVD als coalitiepartner.

[1] I&O-onderzoek i.o.v. de Volkskrant: https://www.ipsos-publiek.nl/actueel/kiezersonderzoek-inhoud-wint-terrein-mogelijke-coalities-niet-de-gewenste/

Verantwoording

Dit onderzoek vond plaats van vrijdag 9 tot maandagochtend 12 april 2021.
Er werkten in totaal 2.023 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek.
Het grootste deel hiervan (n=1.848) is afkomstig uit het I&O Research Panel en 175 respondenten vulden de vragenlijst in via het panel van PanelClix.

De onderzoeksresultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard. Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken. Bij onderzoek is er sprake van een betrouwbaarheidsinterval en onnauwkeurigheidsmarges. In dit onderzoek gaan we uit van een betrouwbaarheid van 95 procent. Bij een steekproef van n=2.000 en een uitkomst van 50 procent is er sprake van een foutmarge van plus of min 2,2 procent.


We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Peter Kanne

Senior onderzoeksadviseur

afbeelding

Milan Driessen

Onderzoeker

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.